Vragen en Antwoorden
Is het juist om te zeggen “Allah heeft dit zo gewild, wat kan ik eraan doen?”
Antwoord: Kadr (Lot) en kazaa behoren tot de geloofsprincipes. Echter, mensen kunnen zichzelf niet redden van hun eigen verantwoordelijkheid door alles toe te schrijven aan het Lot. Een mens kan geen zondige daden verrichten door te zeggen, “Allah heeft dit zo gewild, dit is mijn bestemming, op deze wijze is er beschikt, wat kan ik doen?“, maar hij kan zich ook niet na het plegen van een zondige daad niet onschuldig verklaren, hij kan het Lot niet als excuus gebruiken. Deze daden zijn namelijk geschapen door Allah omdat de mens ze heeft gekozen. Hier is degene die wil, die kiest en die wenst, de dienaar; de schepper is Allah. De dienaar is degene die de daden wil die een verantwoordelijkheid teweeg brengen maar hij is niet de schepper; scheppen is namelijk voorbehouden aan Allah. Het feit dat Allah de schepper is van alles, mag er niet toe leiden dat wij alle kwade en verkeerde daden, aan Allah toeschrijven en weglopen voor onze verantwoordelijkheid. Dit zou misbruik van het Lot betekenen. Bovendien strookt het ook niet met het begrip van Lot binnen de Islam om te vertrouwen op het lot en de voorbestemming en te stoppen met werken of met te zoeken naar de benodigde zaken of voorwaarden voor een goed resultaat of voor de verhindering van het ontstaan van een slecht resultaat. Het is ten slotte dus niet juist dat mensen zeggen, “Wat kan ik doen, dit is mijn lot”.
Waarom richt de Koran zich alleen op de mannen?
Antwoord: De taal van de Koran is Arabisch. Het is natuurlijk dat de regels van de Arabische taal ook gelden voor de Koran. Volgens de arabische gramatica zijn er mannelijke en vrouwelijke vormen. Indien er geen uitzondering is gemaakt, vallen binnen de mannelijke vormen naast de mannen ook de vrouwen. Deze vorm van aanhef is een resultaat van het gebruik van de regels van de Arabische taal, door de Koran, die in de Arabische taal werd geopenbaard. Het is niet het resultaat van een onderscheid in man en vrouw.
Wat zijn de bewijzen voor de eenheid van Allah?
Antwoord: De wahdaniyya/eenheid van Almachtige Allah is bekend middels bewijzen uit de overlevering en rationele verklaringen. Als voornaamste overlevering kunnen we de Koran en de uitingen van de gezegende Profeet (v.z.m.h) noemen. De Koran roept de mensen op door gebruik te maken van hun verstand en na te denken over het universum en de schepselen, de eenheid van Allah te accepteren en uit te spreken. De Koran verklaart als volgt: “Zeg: “Hij, is Allah, Hij is één.” “Allah is Samad’. (Alles is afhangig van Hem, Hij is van niets afhankelijk.)” “Hij heeft niet gebaard (Hij is niet de vader van wie dan ook). Hijzelf is ook niet geboren (niet het kind van iemand).” “Niets is aan Hem gelijk of identiek.” (İkhlâs, 112/1-4) “(Allah) is de Heer van de hemelen, de aarde en wat er tussenin ligt.” (Meryem, 19/65) “Niets is als het gelijke van Hem.” (Shura, 42/2) Volgens deze verzen en vele andere verzen die in de Koran een verklaring geven over de eenheid van Allah en waarin de aard van deze eenheid wordt toegelicht, betekent het feit dat Allah één is, dat Hij van niets afhankelijk is, dat alles van Hem afhangt, dat Zijn Wezen niet gebaseerd is op een oorzaak zoals baren en geboren worden, dat Hij in zijn Wezen en eigenschappen de hoogste niveaus heeft, dat tussen de schepselen er geen identieke en gelijke aan Hem bestaat. Terwijl alles in het Universum qua geslacht, soort en groep elkaars gelijke, identieke en partner is, staat Almachtige Allah die geen partner, geen gelijke of identieke kent, boven alles. Dat wil zeggen dat volgens de Koran de eenheid van Allah, wat betreft de aard, een eenheid die voorbestemd is aan Hemzelf. De overleveringsbewijzen die in de Koran genoemd worden aangaande de eenheid en andere eigenschappen van Allah, bevatten tegelijkertijd ook rationele bewijzen. Deze situatie is in het volgende vers duidelijk zichtbaar: “Indien er in de hemelen en aarde andere goden dan Allah zouden bestaan, zou het systeem van beiden verstoord worden. Allah die de Heer is van de Arsh (Goddelijke Zetel) staat verre van hun kwalificaties en is verheven.” (al-Anbiya, 21/22)
Hoe verklaart u de terroristische activiteiten in de Islamitische landen?
Antwoord: De Islam heeft alle mensen, zonder aanzien des persoons, zonder onderscheid te maken in kleur, taal, ras en land, als gelijken beschouwd. De Islam heeft al deze discriminaties en voorkeursbehandelingen verbannen en heeft verkondigd dat iedereen, als zijnde de schepping van Allah, gelijk is aan elkaar. Op dezelfde wijze verwerpt de Islam ten strengste alle voorkeursbehandelingen op grond van kleur, stam, ras, bloed en regio of natie. De islam staat op tegen de onrechtvaardigheid die de mensheid wordt aangedaan en verbied elk vorm van geweld. De islam gebiedt de bescherming van onschuldige mensen die slachtoffers zijn. Moslims veroordelen ten strengste deze vormen van terroristische activiteiten.
Kunt u informatie geven over de vrees voor Allah?
Antwoord: Vrees voor Allah betekent in vaktermen, “schrikken bij het aanzien van de oneindige verhevenheid van Allah, zich ervan bewust zijn dat parallel aan Zijn oneindige grootheid uiten van dank en van het gedenken van Zijn naam niet mogelijk is, zich erover zorgen maken dat het uiten van dank ten opzichte van Zijn oneindige gunsten ontoereikend blijft, de angst hebben dat de liefde die we voelen of zouden moeten voelen voor Zijn oneindige perfectie, door een bepaalde houding en door onze gedragingen schade zal oplopen.” Vrees voor Allah is een van de angsten die in de Koran wordt gestimuleerd. In verzen zoals, “Indien jullie mu’min zijn, vrees mij dan.” (Al-i İmrân, 3/175) en “Oh Mijn dienaren! Vrees voor mij, heb angst voor mij.” (Zoomar, 39/16) wordt zoals in vele verzen geboden om vrees voor Allah te hebben. Echter, deze vrees voor Allah is niet een vrees zoals de vrees die de mens voelt voor donker, honger, hongerige beesten en de vijand. De mens vreest ervoor dat hij vanwege zijn opstand, verstoken zal blijven van de barmhartigheid van Allah, van Zijn vergeving, Zijn tevredenheid, liefde, vriendschap en gunsten; voor het afleggen van rekenschap in Zijn aanwezigheid en voor het ondergaan van bestraffing op de aarde en in het hiernamaals. In de Koran staat dat men vrees voor Allah moet hebben voor Zijn positie, Zijn belofte en Zijn bestraffing. De vrees voor Allah is gericht op de djalal eigenschappen van Allah, Zijn belofte van bestraffing en Zijn daadwerkelijke bestraffing. Welnu de mens vreest dus voor bestraffing door Allah vanwege zijn verloochening, opstand en onrechtvaardig handelen. Almachtige Allah heeft zichzelf zowel als vergevingsgezinde en als bestraffer bekend gemaakt. Welnu, de vrees voor Allah die de mens heeft is puur gericht op de zorgen die de mens draagt om verstoken te blijven van de vergeving en tevredenheid van Allah en voor het ondergaan van een pijnlijke en gewelddadige bestraffing. De vrees voor Allah houdt zowel de vrees voor bestraffing op de aarde als in het hiernamaals in en ook het verstoken blijven van de gunsten van de djannat.
Wat houden de 5 zuilen van de Islam in?
Antwoord: De 5 zuilen houden de absolute principes in die binnen de Islam niet weg te denken zijn. Deze zijn de shahada, het dagelijks gebed, het vasten, de zakaat en de hadj.